Volgende pagina > Vorige pagina < Terug naar start < Terug naar start < Vorige pagina < Volgende pagina >
Volgende pagina > Vorige pagina < Terug naar start < Terug naar start < Vorige pagina < Volgende pagina >
Wilm Wouters de tekenaar in kleuren door Dr. V.M.E. Winter 			  Eind februari 1957  Wilm Wouters, die 6 februari 1887 in Den Haag geboren werd, was getogen Amsterdammer. Al jong trok zijn hart naar de zee en jaren zwalkte hij rond over oceanen, bezocht vele havens en zijn grootste ideaal was stuurman bij de grote vaart te worden. Hij deed aan boord en aan de wal grote levenservaringen op en meende zijn levenssfeer gevonden te hebben, maar de grote desillusie kwam. Hij werd namelijk afgekeurd voor de zeevaartschool vanwege zijn ogen. Het kostte hem veel moeite om deze slag te boven te komen. Maar hij was niet het type om bij de pakken neer te zitten en ging het vak van diamantzager leren, een industrie waarvoor Amsterdam wereldvermaardheid genoot. Doch ook in dit vak kwam de klad en de perioden van goede inkomsten wisselden af met tijden van grote armoede. Op zijn twintigste jaar bezocht hij voor het eerst een museum en zag daar schilders doende kopieën te vervaardigen van schilderijen en daar hij al tijdens zijn vele zeereizen getekend had, kwam het hem voor, dat hij dit ook wel zou kunnen doen. In de slappe perioden toog hij aan het kopiëren en verkocht zijn kopieën aan zijn vrienden uit de diamantwereld en wist zich zodoende een inkomen te verschaffen. Hem werd de raad gegeven zich in verbinding te stellen met de schilder en graficus Richard Nicolaus Roland Holst die muurschilderingen in het gebouw van de diamantbewerkersbond had aangebracht. Deze adviseerde hem gipsfiguren in het Rijksmuseum te gaan tekenen en nog eens bij hem terug te komen om werk te laten zien. Hij zag wel wat in Wilm Wouters en adviseerde hem naar de Rijks Academie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam te gaan. Onder leiding van de bekende tekenaar en karikaturist Albert Hahn bereidde hij zich op het examen voor en hij slaagde. Dit was het grote keerpunt in zijn leven en met een intense innerlijke drang wierp hij zich op zijn vorming aan de academie. Hij was een leerling van prof. N. van der Waay en prof. Derkinderen en hij werkte daar ernstig en zoekend gedurende vier jaren en beloofde een talent te worden. Zoals voor vrijwel alle jonge artiesten, ook leerlingen van de Rijksacademie, was de weg naar het succes niet met rozen bezaaid. Hij kon zo spannend verhalen van die jaren, waarbij armoede troef was. Hij werkte op de vermaarde Jan Steen zolder in de Albert Cuypstraat en van zijn vele vrienden uit die tijd leven er nog velen wier namen nu een zeer bekende klank hebben. Het was gebruikelijk in die tijd, wanneer er een tijdelijke welstand was, de losse centen in het atelier te strooien als reserve in tijden van nood en wanneer de beursen leeg waren werd er naarstig naar centen gevist in de reten en onder de planten en kasten en kon met weinig geld nog veel vertier gemaakt worden. In die tijd had een cent nog waarde en kostte een borrel 3 centen en een biertje 5 centen. Hij was toen al en dat is hij altijd gebleven, steeds kritisch op zichzelf en zijn kunst, maar wist ook het werk van andere kunstbroeders te waarderen en te stimuleren.   Zijn vrienden waardeerden in hem zijn oprechtheid. De eisen die hij aan zichzelf stelde, noodzaakte hem dikwijls werk te vernietigen waarover hij niet geheel en al tevreden was. Het was dan ook geen wonder dat ik getroffen werd door veel voor mij onbekend werk, hetwelk zijn zoon tot wie ik mij wendde om juiste gegevens over Wilm te krijgen, in zijn grachtenhuis aan de wand had. De sfeer, die ik daar aantrof, ademde de geest van Wilm en het deed mijn hart goed te zien, dat veel van zijn werk in goede vertrouwde handen geborgen was. Toen hij de academie verliet stond de eerste wereldoorlog voor de deur en moest Wilm de schilderskiel verwisselen voor het militair uniform en gingen er voor de kunstenaar kostbare jaren verloren en getuigen tekeningen uit zijn diensttijd van een grote gevatheid en uitbeeldingvermogen. Hij volbracht zijn diensttijd echter niet. Voor een schilder was het leven als soldaat niet zo bijzonder aantrekkelijk en het gevoel, al was het dan ook tijdelijk, zich niet te kunnen ontplooien in zijn kunst maakten voor hem het militaire leven dubbel zwaar. Toen hem dan ook opgedragen werd te gaan zwabberen om de kamers te reinigen, zette hij de zwabber in de hoek en nam de benen. Hij was deserteur geworden en dook in Volendam onder. De gevolgen hadden wel desastreus kunnen zijn, maar rekening houdende met zijn kunstenaarschap werd hem deze stap niet al te zwaar aangerekend en liet men hem verder met rust . . . en aan de kunst. Zo zat hij dus, voor de mobilisatie ten einde was, al in 1915 in Volendam waar reeds een zeer groot aantal schilders het hotel Spaander bevolkte. Er waren schilders uit vele landen die aangetrokken waren door de bijzondere sfeer, die van Volendam en zijn bewoners uitging. Wilm had, voordat hij naar Volendam trok, nog overwogen zich in Amsterdam te vestigen, en had reeds de verloren contacten met zijn vrienden uit de academietijd hersteld. Een korte tijd leefde hij in Amsterdam het Vie de Bohème van de kunstschilders in de Pijp en omgeving. Het portretschilderen had hem het meest aangetrokken, doch de opdrachten daarvoor waren te gering. Model schilderen was te kostbaar vanwege de hoge financiële eisen, die de modellen stelden en die door hem niet op te brengen waren. Mede daarom was Wilm naar Volendam getogen. Volendam het vissersplaatsje aan de Zuiderzee had een uitzonderlijke bevolking, ging uitzonderlijk gekleed en was uitzonderlijk gelovig. Een katholieke gemeenschap, waarvan men op het eerste oog de indruk kreeg, dat men de kleurrijke kleding uitsluitend droeg om vreemdelingen te trekken en daaruit voordelen te behalen. Niets was minder waar dan dat. De overwegingen die er bij de Volendammers toe geleid hadden hun geloof ongerept te bewaren gedurende honderden jaren, deed hen ook vasthouden aan de traditie om op eigen bepaalde wijze gekleed te gaan. Fel is Wilm tekeer getrokken tegen diegenen, die de mening verkondigden, dat Volendam een showbusiness was voor rijke vreemdelingen.  Dat er Volendammers waren die daar voordeel uittrokken was en is buiten kijf. Maar de overgrote meerderheid der bevolking verfoeide deze gang van zaken en wenste daar, ook niet zijdelings, aan mee te werken. Wilm trof daar de Belg Albert Termole, beeldhouwer met een grote toekomst, die nu als algemeen geprezen beeldhouwer in Den Haag woont en tot een der beste beeldhouwers van ons land behoort.Wilm maakte een intense studie van de ziel van de Volendammers en ging geheel in hen op. Hij trouwde een dochter van het bekende hotel Spaander, niet tot algeheel genoegen van vader Spaander, die weinig vertrouwen had in de maatschappelijke vooruitzichten van deze artiesten. Tenslotte huwden drie dochters met schilders. Spaander liet twee ateliers bouwen, waarin twee schoonzoons trokken. De zeer bescheiden Wilm die steeds de laatste keus had, viste toen achter het net, maar kreeg tenslotte ook zijn eigen atelier, hetwelk de Toevlucht werd gedoopt. Ik bezocht hem toentertijd in Volendam en had toen al sterk de indruk dat hij het niet erg op prijs stelde dat zijn werk als een soort folkloristische uiting werd gezien, maar... de schoorsteen moest roken en het liet hem ten slotte onverschillig hoe men zijn werk waardeerde, daar hij wist, dat hij het beste gaf wat in hem was. Een enkele blik op zijn werk uit die tijd getuigt van een diep doorgedrongen zijn in de ziel van deze innig gelovige mensen. Hij trof de typen uit Volendam zo raak in het beleven van hun geloof in kerk en leven, kenmerkend voor zijn oeuvre uit die tijd. De devootheid en rijpheid van uitdrukking springt naar voren uit de scherp gegroefde gezichten van deze eenvoudige vissers, die een zwaar bestaan hadden en niet in weelde baadden, noch baden. In 1919 trok hij met vrouw en zoon naar Huizen en daar bemerkte hij pas wat het zeggen wilde te moeten leven zonder het beschuttende milieu van zijn schoonvader in Hotel Spaander. Het gezin leed bittere armoede zodat ten slotte de oude heer Spaander het gezin weer onder de beschuttende vleugels terughaalde. In 1922 trof hem een tweede zware slag, door het tragische overlijden van zijn vrouw. Zijn werk leed er zeer onder en langzaam ontwikkelde zich een melancholie, die wel heel sterk tot uitdrukking kwam in zijn stillevens, waaruit de dood je aangluurde.   Het waren voortreffelijke schilderijen maar de tragiek droop er van af. In 1928 trok hij weer naar Amsterdam. In de jaren 1934 tot 1938 kwam er van werken niets meer. Het was of alle scheppingsdrang in hem gedoofd was, doch tenslotte kreeg zijn gezond verstand toch de overhand en begon hij weer bloemstukken en portretten te schilderen, die van een zeldzame rijpheid getuigden en het bewijs leverden, dat hij als kunstenaar niet uitgeschakeld was. Hij had veel steun van zijn vele vrienden en hij dook weer onder in het verenigingsleven en gezelligheid, die hij zocht en vond in Arti et Amicitiae. Toen de tweede wereldoorlog ook over ons land raasde en allerlei conflictsituaties rond de beeldende kunstenaars geschapen werden, toog Wilm weer voor een korte periode naar Volendam. Uit deze tijd stammen de vele schilderijen, die eigenlijk een vervolg waren op zijn vroegere Volendamse periode. Zijn kleuren werden tederder en kregen zachte pasteltinten, doch verloren niets aan uitdrukkingskracht. Ook zijn portretten, vooral zijn kinderkopjes muntten uit door een teergevoelige weergave van een ontvankelijke kinderziel. Teruggekeerd in Amsterdam vestigde hij zich in Amsterdam west en had hij ateliers op het Mercatorplein, op de Hoofdweg, in de Helmersstraat en in de van Kinsbergcnstraat. In deze periode maakte hij meerdere schilderijen af die hij in Volendam had opgezet, kon ze goed verkopen maar het geld kon hij niet vasthouden. Hij biljartte uitstekend en vele uren bracht hij achter het groene laken door te midden van zijn vrienden, vijanden had hij niet. Zijn zeventigste verjaardag naderde en wij zouden hem zo graag willen huldigen in de sociëteit, maar het kostte heel wat moeite om hem er toe over te halen zich voor een huldiging ter beschikking te stellen. Wij wilden allen iets op die datum 6 februari 1957 voor Wilm doen. Deze bescheiden mens was wars van elk openbaar huldebetoon en alleen te midden van zijn vele vrienden was hij genegen iets te vieren en de vrienden de gelegenheid niet te onthouden hem te bewijzen, hoezeer zij hem op prijs stelden en hoe gaarne zij wilden laten blijken hoe zij hem waardeerden. Zijn enige wens was, om nog eens een reis te kunnen maken langs de kust van Noord Frankrijk, om dan onder de invloed van de zee nog eens te ondergaan wat hij als jonge kerel had gevoeld toen hij de zee als zijn toekomstdroom zag. Nu rijper geworden, zijn jeugdige indrukken te toetsen aan zijn levenservaring en kunstenaarschap. De fondsen daarvoor werden hem gaarne aangeboden. Het heeft helaas niet zo mogen zijn. Nauwelijks veertien dagen na zijn huldiging word hij acuut opgenomen in het ziekenhuis en voor we ons realiseerden, wat er eigenlijk met Wilm aan de hand was, werd hij uit ons midden weggerukt. We waren allen ontsteld over zijn vrij plotselinge overlijden en zouden met weemoed in het hart afscheid van hem willen nemen. Maar bij testamentaire beschikking was bepaald, dat hij in alle stilte begraven wenste te worden en dat hij zou rusten naast zijn dochter met een eenvoudig opschrift op zijn grafsteen. Het opschrift, welke in dezelfde uitvoering moest zijn als die van zijn dochter, mocht geen andere inscriptie dragen dan “Wilm Wouters, kunstschilder, geboren 1887 overleden 1957”. Geen kransen of bloemen mochten zijn laatste resten vergezellen. Geen schilderij mocht er van hem op de tentoonstelling gehangen worden met de traditionele rouwkrans, zoals in Arti et Amicitiae gebruikelijk was. Wij moesten ons naar zijn laatste wensen met pijn in het hart voegen en deze eerbiedigen, maar in ons dragen wij de herinnering aan een nobel mens die eerlijk zocht naar de waarden des levens en meende deze nooit gevonden te hebben. Wij, zijn vrienden, weten wel anders en daarom deze cri de coeur voor een mens, die zoveel betekend heeft in het leven van de velen die zich zijn vrienden mochten noemen.   Dr. V.M.E. Winters was lid van de commissie van aanbeveling van Arti et Amicitiae die in 1957 het feest rond  de 70e verjaardag van WW organiseerde.
Terug naar start < Terug naar start < Vorige pagina < Volgende pagina > Volgende pagina >
Terug naar start < Terug naar start < Vorige pagina < Volgende pagina > Volgende pagina >
Wilm Wouters de tekenaar in kleuren door Dr. V.M.E. Winter 			  Eind februari 1957  Wilm Wouters, die 6 februari 1887 in Den Haag geboren werd, was getogen Amsterdammer. Al jong trok zijn hart naar de zee en jaren zwalkte hij rond over oceanen, bezocht vele havens en zijn grootste ideaal was stuurman bij de grote vaart te worden. Hij deed aan boord en aan de wal grote levenservaringen op en meende zijn levenssfeer gevonden te hebben, maar de grote desillusie kwam. Hij werd namelijk afgekeurd voor de zeevaartschool vanwege zijn ogen. Het kostte hem veel moeite om deze slag te boven te komen. Maar hij was niet het type om bij de pakken neer te zitten en ging het vak van diamantzager leren, een industrie waarvoor Amsterdam wereldvermaardheid genoot. Doch ook in dit vak kwam de klad en de perioden van goede inkomsten wisselden af met tijden van grote armoede. Op zijn twintigste jaar bezocht hij voor het eerst een museum en zag daar schilders doende kopieën te vervaardigen van schilderijen en daar hij al tijdens zijn vele zeereizen getekend had, kwam het hem voor, dat hij dit ook wel zou kunnen doen. In de slappe perioden toog hij aan het kopiëren en verkocht zijn kopieën aan zijn vrienden uit de diamantwereld en wist zich zodoende een inkomen te verschaffen. Hem werd de raad gegeven zich in verbinding te stellen met de schilder en graficus Richard Nicolaus Roland Holst die muurschilderingen in het gebouw van de diamantbewerkersbond had aangebracht. Deze adviseerde hem gipsfiguren in het Rijksmuseum te gaan tekenen en nog eens bij hem terug te komen om werk te laten zien. Hij zag wel wat in Wilm Wouters en adviseerde hem naar de Rijks Academie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam te gaan. Onder leiding van de bekende tekenaar en karikaturist Albert Hahn bereidde hij zich op het examen voor en hij slaagde. Dit was het grote keerpunt in zijn leven en met een intense innerlijke drang wierp hij zich op zijn vorming aan de academie. Hij was een leerling van prof. N. van der Waay en prof. Derkinderen en hij werkte daar ernstig en zoekend gedurende vier jaren en beloofde een talent te worden. Zoals voor vrijwel alle jonge artiesten, ook leerlingen van de Rijksacademie, was de weg naar het succes niet met rozen bezaaid. Hij kon zo spannend verhalen van die jaren, waarbij armoede troef was. Hij werkte op de vermaarde Jan Steen zolder in de Albert Cuypstraat en van zijn vele vrienden uit die tijd leven er nog velen wier namen nu een zeer bekende klank hebben. Het was gebruikelijk in die tijd, wanneer er een tijdelijke welstand was, de losse centen in het atelier te strooien als reserve in tijden van nood en wanneer de beursen leeg waren werd er naarstig naar centen gevist in de reten en onder de planten en kasten en kon met weinig geld nog veel vertier gemaakt worden. In die tijd had een cent nog waarde en kostte een borrel 3 centen en een biertje 5 centen. Hij was toen al en dat is hij altijd gebleven, steeds kritisch op zichzelf en zijn kunst, maar wist ook het werk van andere kunstbroeders te waarderen en te stimuleren.   Zijn vrienden waardeerden in hem zijn oprechtheid. De eisen die hij aan zichzelf stelde, noodzaakte hem dikwijls werk te vernietigen waarover hij niet geheel en al tevreden was. Het was dan ook geen wonder dat ik getroffen werd door veel voor mij onbekend werk, hetwelk zijn zoon tot wie ik mij wendde om juiste gegevens over Wilm te krijgen, in zijn grachtenhuis aan de wand had. De sfeer, die ik daar aantrof, ademde de geest van Wilm en het deed mijn hart goed te zien, dat veel van zijn werk in goede vertrouwde handen geborgen was. Toen hij de academie verliet stond de eerste wereldoorlog voor de deur en moest Wilm de schilderskiel verwisselen voor het militair uniform en gingen er voor de kunstenaar kostbare jaren verloren en getuigen tekeningen uit zijn diensttijd van een grote gevatheid en uitbeeldingvermogen. Hij volbracht zijn diensttijd echter niet. Voor een schilder was het leven als soldaat niet zo bijzonder aantrekkelijk en het gevoel, al was het dan ook tijdelijk, zich niet te kunnen ontplooien in zijn kunst maakten voor hem het militaire leven dubbel zwaar. Toen hem dan ook opgedragen werd te gaan zwabberen om de kamers te reinigen, zette hij de zwabber in de hoek en nam de benen. Hij was deserteur geworden en dook in Volendam onder. De gevolgen hadden wel desastreus kunnen zijn, maar rekening houdende met zijn kunstenaarschap werd hem deze stap niet al te zwaar aangerekend en liet men hem verder met rust . . . en aan de kunst. Zo zat hij dus, voor de mobilisatie ten einde was, al in 1915 in Volendam waar reeds een zeer groot aantal schilders het hotel Spaander bevolkte. Er waren schilders uit vele landen die aangetrokken waren door de bijzondere sfeer, die van Volendam en zijn bewoners uitging. Wilm had, voordat hij naar Volendam trok, nog overwogen zich in Amsterdam te vestigen, en had reeds de verloren contacten met zijn vrienden uit de academietijd hersteld. Een korte tijd leefde hij in Amsterdam het Vie de Bohème van de kunstschilders in de Pijp en omgeving. Het portretschilderen had hem het meest aangetrokken, doch de opdrachten daarvoor waren te gering. Model schilderen was te kostbaar vanwege de hoge financiële eisen, die de modellen stelden en die door hem niet op te brengen waren. Mede daarom was Wilm naar Volendam getogen. Volendam het vissersplaatsje aan de Zuiderzee had een uitzonderlijke bevolking, ging uitzonderlijk gekleed en was uitzonderlijk gelovig. Een katholieke gemeenschap, waarvan men op het eerste oog de indruk kreeg, dat men de kleurrijke kleding uitsluitend droeg om vreemdelingen te trekken en daaruit voordelen te behalen. Niets was minder waar dan dat. De overwegingen die er bij de Volendammers toe geleid hadden hun geloof ongerept te bewaren gedurende honderden jaren, deed hen ook vasthouden aan de traditie om op eigen bepaalde wijze gekleed te gaan. Fel is Wilm tekeer getrokken tegen diegenen, die de mening verkondigden, dat Volendam een showbusiness was voor rijke vreemdelingen.  Dat er Volendammers waren die daar voordeel uittrokken was en is buiten kijf. Maar de overgrote meerderheid der bevolking verfoeide deze gang van zaken en wenste daar, ook niet zijdelings, aan mee te werken. Wilm trof daar de Belg Albert Termole, beeldhouwer met een grote toekomst, die nu als algemeen geprezen beeldhouwer in Den Haag woont en tot een der beste beeldhouwers van ons land behoort.Wilm maakte een intense studie van de ziel van de Volendammers en ging geheel in hen op. Hij trouwde een dochter van het bekende hotel Spaander, niet tot algeheel genoegen van vader Spaander, die weinig vertrouwen had in de maatschappelijke vooruitzichten van deze artiesten. Tenslotte huwden drie dochters met schilders. Spaander liet twee ateliers bouwen, waarin twee schoonzoons trokken. De zeer bescheiden Wilm die steeds de laatste keus had, viste toen achter het net, maar kreeg tenslotte ook zijn eigen atelier, hetwelk de Toevlucht werd gedoopt. Ik bezocht hem toentertijd in Volendam en had toen al sterk de indruk dat hij het niet erg op prijs stelde dat zijn werk als een soort folkloristische uiting werd gezien, maar... de schoorsteen moest roken en het liet hem ten slotte onverschillig hoe men zijn werk waardeerde, daar hij wist, dat hij het beste gaf wat in hem was. Een enkele blik op zijn werk uit die tijd getuigt van een diep doorgedrongen zijn in de ziel van deze innig gelovige mensen. Hij trof de typen uit Volendam zo raak in het beleven van hun geloof in kerk en leven, kenmerkend voor zijn oeuvre uit die tijd. De devootheid en rijpheid van uitdrukking springt naar voren uit de scherp gegroefde gezichten van deze eenvoudige vissers, die een zwaar bestaan hadden en niet in weelde baadden, noch baden. In 1919 trok hij met vrouw en zoon naar Huizen en daar bemerkte hij pas wat het zeggen wilde te moeten leven zonder het beschuttende milieu van zijn schoonvader in Hotel Spaander. Het gezin leed bittere armoede zodat ten slotte de oude heer Spaander het gezin weer onder de beschuttende vleugels terughaalde. In 1922 trof hem een tweede zware slag, door het tragische overlijden van zijn vrouw. Zijn werk leed er zeer onder en langzaam ontwikkelde zich een melancholie, die wel heel sterk tot uitdrukking kwam in zijn stillevens, waaruit de dood je aangluurde.   Het waren voortreffelijke schilderijen maar de tragiek droop er van af. In 1928 trok hij weer naar Amsterdam. In de jaren 1934 tot 1938 kwam er van werken niets meer. Het was of alle scheppingsdrang in hem gedoofd was, doch tenslotte kreeg zijn gezond verstand toch de overhand en begon hij weer bloemstukken en portretten te schilderen, die van een zeldzame rijpheid getuigden en het bewijs leverden, dat hij als kunstenaar niet uitgeschakeld was. Hij had veel steun van zijn vele vrienden en hij dook weer onder in het verenigingsleven en gezelligheid, die hij zocht en vond in Arti et Amicitiae. Toen de tweede wereldoorlog ook over ons land raasde en allerlei conflictsituaties rond de beeldende kunstenaars geschapen werden, toog Wilm weer voor een korte periode naar Volendam. Uit deze tijd stammen de vele schilderijen, die eigenlijk een vervolg waren op zijn vroegere Volendamse periode. Zijn kleuren werden tederder en kregen zachte pasteltinten, doch verloren niets aan uitdrukkingskracht. Ook zijn portretten, vooral zijn kinderkopjes muntten uit door een teergevoelige weergave van een ontvankelijke kinderziel. Teruggekeerd in Amsterdam vestigde hij zich in Amsterdam west en had hij ateliers op het Mercatorplein, op de Hoofdweg, in de Helmersstraat en in de van Kinsbergcnstraat. In deze periode maakte hij meerdere schilderijen af die hij in Volendam had opgezet, kon ze goed verkopen maar het geld kon hij niet vasthouden. Hij biljartte uitstekend en vele uren bracht hij achter het groene laken door te midden van zijn vrienden, vijanden had hij niet. Zijn zeventigste verjaardag naderde en wij zouden hem zo graag willen huldigen in de sociëteit, maar het kostte heel wat moeite om hem er toe over te halen zich voor een huldiging ter beschikking te stellen. Wij wilden allen iets op die datum 6 februari 1957 voor Wilm doen. Deze bescheiden mens was wars van elk openbaar huldebetoon en alleen te midden van zijn vele vrienden was hij genegen iets te vieren en de vrienden de gelegenheid niet te onthouden hem te bewijzen, hoezeer zij hem op prijs stelden en hoe gaarne zij wilden laten blijken hoe zij hem waardeerden. Zijn enige wens was, om nog eens een reis te kunnen maken langs de kust van Noord Frankrijk, om dan onder de invloed van de zee nog eens te ondergaan wat hij als jonge kerel had gevoeld toen hij de zee als zijn toekomstdroom zag. Nu rijper geworden, zijn jeugdige indrukken te toetsen aan zijn levenservaring en kunstenaarschap. De fondsen daarvoor werden hem gaarne aangeboden. Het heeft helaas niet zo mogen zijn. Nauwelijks veertien dagen na zijn huldiging word hij acuut opgenomen in het ziekenhuis en voor we ons realiseerden, wat er eigenlijk met Wilm aan de hand was, werd hij uit ons midden weggerukt. We waren allen ontsteld over zijn vrij plotselinge overlijden en zouden met weemoed in het hart afscheid van hem willen nemen. Maar bij testamentaire beschikking was bepaald, dat hij in alle stilte begraven wenste te worden en dat hij zou rusten naast zijn dochter met een eenvoudig opschrift op zijn grafsteen. Het opschrift, welke in dezelfde uitvoering moest zijn als die van zijn dochter, mocht geen andere inscriptie dragen dan “Wilm Wouters, kunstschilder, geboren 1887 overleden 1957”. Geen kransen of bloemen mochten zijn laatste resten vergezellen. Geen schilderij mocht er van hem op de tentoonstelling gehangen worden met de traditionele rouwkrans, zoals in Arti et Amicitiae gebruikelijk was. Wij moesten ons naar zijn laatste wensen met pijn in het hart voegen en deze eerbiedigen, maar in ons dragen wij de herinnering aan een nobel mens die eerlijk zocht naar de waarden des levens en meende deze nooit gevonden te hebben. Wij, zijn vrienden, weten wel anders en daarom deze cri de coeur voor een mens, die zoveel betekend heeft in het leven van de velen die zich zijn vrienden mochten noemen.   Dr. V.M.E. Winters was lid van de commissie van aanbeveling van Arti et Amicitiae die in 1957 het feest rond  de 70e verjaardag van WW organiseerde.