Vorige pagina < Terug naar start < Terug naar start < Vorige pagina < Terug naar start < Vorige pagina < Volgende pagina > Volgende pagina > Volgende pagina >
Wilm Wouters (WW) hield niet van tentoonstellingen. Hij vond het tentoonstellingengedoe een groot kwaad. Het is veelal alleen om de persoonlijke eerzucht van de kunstenaar te bevredigen. Voor verkooptentoonstellingen zoals die bijvoorbeeld bij de vereniging Arti et Amicitiae gehouden worden ligt dit anders. Daar exposeren vaak meerdere kunstenaars tegelijk en de doelstelling is duidelijk; verkoop en brood op de plank. Brood op de plank was en is vaak een moeilijkheid in het kunstenaarsbestaan. Dit is de reden dat in 1922 Wilm Wouters medeoprichter was van Maatschappij Rembrandt. De leden waren, net als Wilm Wouters zelf, tevens lid van de kunstenaarsverenigingen Arti et Amicitiae, St Lucas en de Onafhankelijken. Bovendien hadden de meesten les gehad op de Amsterdamse Academie van: Derkinderen, v.d. Waay, Dake en v.d. Pluym. Derkinderen en v.d. Waay waren dan ook erelid. De verenigingsaanduiding was ’Maatschappij Rembrandt een vereniging voor kunst en kunstliefhebbers’. Het is dus geen kunstenaarsvereniging alleen, maar tevens een organisatie waarbij het publiek betrokken werd. Ook dit publiek wordt nader gedefinieerd. De Maatschappij Rembrandt richt zich in tegenstelling tot de handel, echter ook tot die ruimere kring van kunstliefhebbers die over geringere middelen beschikken, oftewel, kunst voor het volk. De jonge kunstenaars, die de ziel zijn van deze vereniging, willen vooral goede kunst onder het volk brengen. Hun streven verdient aanbeveling, zegt de krant NRC. De door de leden van de Maatschappij Rembrandt te houden kunstbeschouwingen en lezingen voegen ook nog een didactisch element toe aan de nieuwe vereniging. Dit wordt eveneens door het NRC gemeld. Een breder kunstbezit is goed voor het volk en helpt de kunstenaar brood op de plank te krijgen. De kunstgeschiedenis houdt zich veelal bezig met de vooruitstrevende kunstenaars. Dit is ook logisch, daar zij immers de wendingen en nieuwe wegen in de kunst bepalen. Een groter aantal kunstenaars is echter minder vooruitstrevend. Zij werken in een traditionele schilderkunst waarbij het schoonheidsaspect en de natuurgetrouwheid van de uitbeelding belangrijker geacht wordt, dan het streven naar iets nieuws. Veel van deze kunstenaars, zo was het tenminste in de eerste helft van deze eeuw, zijn georganiseerd in kunstenaarsverenigingen. Zo ook Wilm Wouters. Na de eerste wereldoorlog kwam onder invloed van de internationale bewegingen zoals futurisme, kubisme en expressionisme de kunstvernieuwing steeds meer naar voren. Deze ontwikkeling, wordt veelal met de term modernisme aangeduid. De kunstvernieuwers vormden een kleine elite op het totale kunstenaarsbestand in Nederland. De overgrote meerderheid, waaronder de leden van over het algemeen behoudende kunstenaarsverenigingen en traditionele academiën, bleef schilderen alsof er geen veranderingen bestonden. De nieuwe schilderkunst was in de Nederlandse cultuur van voor 1914 nog een geïsoleerd verschijnsel. Het is duidelijk, dat het modernisme haaks stond op de stroming, die in deze jaren in het Amsterdamse kunstleven vooral aan bod was, die van de ‘picturale kunstenaars’. Deze kunstenaars zochten in elk motief vooral naar uitdrukking van zichtbare schoonheid: zij beleden de stelling "l'art pour l'art." Het is niet verwonderlijk dat deze gesettelde kunst, die steunde op een impressionistisch verleden, aangevuld met elementen uit de Haagse en Amsterdamse school, zich dan ook keerde tegen de kunstvernieuwers. Natuurlijk was deze rol ook opgelegd door behoudzucht en eigenbelang. Het is niet onbegrijpelijk, dat in het milieu van degenen voor wie slechts het picturale als zodanig waarde had, de nieuwe kunst met onbegrip en vijandschap werd bejegend. De kloof tussen beide werelden was toen niet te overbruggen. De traditionele richting werd vertegenwoordigd door veel schilders, zoals ook de schilders verenigd in Arti et Amicitiae. In de strijd tegen het modernisme werd Arti dan ook de verzamelplaats van de tegenstanders van deze beweging. Deze picturale richting werd in de jaren kort voor 1914 een geduchte tegenstander van de moderne kunst. Nu de standpunten zich toespitsten, werd het genootschap Arti een bolwerk van de picturalen. Een van haar woordvoerders in de strijd tegen de modernisten werd C.L. Dake, professor aan de Amsterdamse Academie van beeldende kunsten. De handelswijze van Arti was goed te volgen in deze strijd. Er kwam zelfs censuur op de in Arti aanwezige kunsttijdschriften op de leestafel; werk met moderne trekken, zoals van Sluyters werden nauwelijks zichtbaar opgehangen of modernere leden werden als stemhebbend lid gedeballoteerd. Wilm Wouters was een aanhanger van de picturale richting, maar kon het persoonlijk ook goed vinden met kunstenaars die de (meer) modernistische richting aanhingen. Willy Sluiter, Van der Hem, Gestel, Germ  de Jong waren vrienden van hem. Wilm Wouters hield wel van experimenteren, maar dat was meer op het vlak van techniek en vakmanschap. Dat 'kunst voor het volk' en bestaansmogelijkheden van de kunstenaar hem bezig houden zien we al  bij de oprichting van Maatschappij Rembrandt. Maar hij maakte ook affiches voor de stichting ’De kunst in nood’, een organisatie  die zich eveneens inzette voor het lot van de artiesten.  Wilm Wouters was ook actief in de kunstenaarsvereniging ’Sint Lucas’. Voor het 60 jarig bestaan van deze vereniging heeft hij een gedicht gemaakt. U kunt dit gedicht lezen in bijlage 1. Het gedicht gaat ondermeer in op de "blauwen" en de "bruinen".      Er bestonden destijds onder de schilders in ’Sint Lucas’ twee stromingen. Een groep bestond ondermeer uit de schilders Jan Sluyters, Leo Gestel en C. Maks. Zij bedienden zich vooral van lichte tinten, die werden “de blauwen” genoemd. De andere groep schilderde bij voorkeur met donkerder kleuren en werd daarom betiteld met de verzamelnaam “de bruinen”. Over smaak valt niet te twisten, maar in de vereniging heeft dit onderwerp veel beroering gebracht, omdat o.m. bij het organiseren van tentoonstellingen de beide stromingen niet gelijk aan bod kwamen.  Tijdens de 2e wereldoorlog beijverde Wilm Wouters zich even enthousiast als voorheen voor de bestaansmogelijkheden van de Nederlandse kunstenaars. Hij ging gewoon door met de strijd voor de emancipatie van de kunstenaars, ondanks de overheersers.   Hij trad ondermeer op als organisator van de tentoonstelling van de stichtingen ’Nederlandsche Volksdienst’ en het ’Nederlandsche Kunsthuis’. Hij organiseerde ondermeer de tentoonstelling ’Nederlandse Beeldende Kunst’ gehouden in het Rijksmuseum te Amsterdam (aug. en sept. 1942). Deze tentoonstelling was een initiatief van de afdeling ’Hulpwerk Beeldende Kunst’ van de ’Nederlandse Volksdienst’ in samenwerking met de ’Nederlandsche cultuurkamer’. Volksdienst is dienst aan het volk, werken voor de welvaart van het volk op alle levensgebieden. Zo is de afdeling 'Hulpwerk Beeldende Kunst' in het leven geroepen om in samenwerking met de Nederlandse cultuurkamer de belangen van de Nederlandse kunstenaars te beschermen en te behartigen. Het wil door zijn actie bereiken, dat de Nederlandse kunstenaars zich door eigen arbeid een behoorlijk levenspeil weten te verwerven. Twintig jaar eerder was bovenstaande motivatie de beweegreden voor het stichten van de Maatschappij Rembrandt. Wat dat betreft is het optreden van Wilm Wouters als organisator van de tentoonstelling van ’Nederlandse Beeldende Kunst’ niet onlogisch, temeer omdat Wilm Wouters wel vaker tentoonstellingen organiseerde, daar dit brood op de plank opleverde. Ook Wilm Wouters voorkeur voor de picturale kunst en zijn 'niet houden van' de nonfiguratieve modernisten pasten ook goed bij zijn opdracht voor de eerder genoemde tentoonstelling in het Rijksmuseum.     Actieve Nederlandse kunstenaars waren tijdens de Duitse bezetting verplicht zich in te laten schrijven bij de cultuurkamer. Maar betaald werk uitvoeren voor de Nederlandse Volksdienst in samenwerking met de cultuurkamer is andere koek, immers de cultuurkamer heet wel Nederlandsche cultuurkamer, maar was een instelling opgericht door de Duitse bezetter. Verschillende vrienden van o.a. Arti et Amicitiae, vonden dit betaald werk van Wilm Wouters voor de Nederlandse Volksdienst in samenwerking met de cultuurkamer onverstandig en afkeurenswaardig. Zij hebben het Wilm Wouters wel vergeven. In de uitnodiging voor het feest ter gelegenheid van zijn 70e verjaardag bij Arti et Amicitiae kan daarvan nog iets teruggevonden worden (zie bijlage 2). Niet alleen zijn vrienden keurde het betaalde werk in samenwerking met de cultuurkamer af. In maart 1948 werd Wilm Wouters door de 'Centrale ereraad voor kunst' gestraft voor zijn werk voor de cultuurkamer met een verbod om met terugwerkende kracht vanaf 5 mei 1945, 3 jaar lang geen tentoonstellingen meer te mogen organiseren. Gekozen is voor een meer principiële dan voor een effectieve straf. Op de dag van de uitspraak was al 2.5 jaar van de straf verstreken en bleven er nog maar 6 effectieve maanden over.      Hoe verschillend mensen tegen zaken kunnen aankijken, illustreert het Algemeen Handelsblad. Afkeur en geprijst worden voor eenzelfde activiteit. Het Algemeen Handelsblad prijst Wilm Wouters voor zijn voorbeeldige wijze, waarop hij het monnikenwerk heeft verricht voor het tot stand komen van de eerder genoemde tentoonstelling van ’Nederlandse Beeldende Kunst’. Ook de organiserende instanties krijgen lof toegezwaaid. Daartegenover, de veroordeling door de ’Centrale ereraad voor kunst’. Dit artikel is door Rob Wouters samengesteld. Hierbij is gebruik gemaakt van gesprekken met Willem Wouters junior, Herman Wouters, één gesprek met Wilm Wouters zelf en tekst en informatie uit de kandidaadsscriptie van Menno Fluks (de met de hand gecorrigeerde kladversie van de kandidaatsscriptie uit 1974).
-------------------------------------------------------------- Bijlage 1 Voor de 60e verjaardag van de vereniging St. Lucas ‘t Was zowat voor zestig jaren Dat een groepje kunstenaren Op de hoge school der kunsten Zwaar gespeend van ‘s levens gunsten Knapen met en zonder baarden zich toen in een clubje schaarden St. Lucas De oude schutspatroon Die vond het heel gewoon Dat zulke jonge kunstenaars Niet uitgaan als een kaars Hij zei: Welnu, gij kloeke heren Gij zijd het vak nu wel aan ‘t leren Maar de geest en het Maatschappelijk belang Hoort nu ook bij ons ”samenzang” Ik stel u voor uw club St. Lucas te dopen Met geduld zal de jonge Lucas leren lopen Na het kruipen wordt 't lopen een een trotse gang Tot heil der schone kunsten jaren jaren lang Een der eerste grote daden was een daad van piëteit Rembrandts borstbeeld moest verhuizen ’t werd verhuisd met deftigheid Maar ook de jool was er een ding Dit nog, getuigd een oude rekening De genoemde deftigheid werd ook een reden Voor veel gekanker van de leden De een vond 't doorgeleerd en deftigheid Raken wij onze humeuren kwijt? Nu niet doorgaan 'met die burgerlijke dingen' Zo iets was goed voor kunste-naarlingen De ander vond, de roeping van een kunstenaar Is anders als van een Had-je-me-maar Men gaf elkaar meer wijze lessen Dit ondervonden ook de schilderessen St.Lucas gaf haar 't eerst het stemrecht Meer nog goede dingen werden er beslecht Toen kwam er een addertje aangeslopen Als splijtzwam kwam het binnen lopen Men maakte zich van de Academie los De idee was van een slimme vos Men vestigden zich in “ Maison Stroeken" Het werken daar ‘t was Kunst verzoeken Ook had men nu genoeg van al dat leren En begon men te denken over exposeren En om het nu maar gouw te vertellen In 1888 begon men tentoon te stellen In de Marnixstraat ‘t jaar 1889 Ik zeg erbij, het is waarachtig Werden de leden flink wakker geschud Niet omdat ze waren ingedut Maar in Rotterdam was een schilderijtje geweigerd "De schilder was van schrik haast gepeigerd" Omdat 't stuk niet omlijst was met goud Maar met een donker stuk zwart hout Het was St. Lucas die daar weer voor opkwam En ‘t werk in zijn bescherming nam ‘t Was weer een daad van piëteit Nu wordt St. Lucas roep zeer uitgebreid "Arti", de veel oudere vereniging Kiest zelfs bestuurders uit onze kring Als men nu nog in "Arti" iets wil worden Eet dan eerst wat van Lucas zijn borden Voor ’Lucas' gaan de deuren van ‘t stadsmuseum nu open De zaken zullen nu wel beter nog gaan lopen Dit gaat gelukkig nu nog lange jaren door Helaas in 1913 raakt St. Lucas uit 't spoor Er dreigen gevaren, gevaren van blauw De schilders van ‘t bruin die raken in ‘t nauw ‘ De jury in ‘t geheel die smeert hem nu vlug En begint een vereniging achter ons rug Dit is hun al lang weer vergeven St. Lucas laat zich zo gauw niet sneven Maar luister heren juryleden Geef uw oordeel niet te gauw Want de waarde van schilderijen zit hem niet in ‘t bruin of blauw Kijk wat kunstenaars nu weer maken Lijkt soms ‘t werk van rare snaken De vorm en kleuren lijken vreemd Maar door artiesten-ziel vereend Is ‘t toch nog wel te zien Of ‘t echt is en gemeend Wat St Lucas in deze zestig jaren heeft gedaan Is zeer gemakkelijk na te gaan De broederschap en kunst niet te verleren Het is misschien wat krom maar ik heb gezegd mijnheren Wilm Wouters ---------------------------------------------------------------------------------- Bijlage 2
Tentoonstellingen Verenigingen Verdiensten en 2e Wereldoorlog
Terug naar start < Terug naar start < Vorige pagina < Terug naar start < Vorige pagina < Volgende pagina > Volgende pagina > Volgende pagina > Vorige pagina <
Wilm Wouters (WW) hield niet van tentoonstellingen. Hij vond het tentoonstellingengedoe een groot kwaad. Het is veelal alleen om de persoonlijke eerzucht van de kunstenaar te bevredigen. Voor verkooptentoonstellingen zoals die bijvoorbeeld bij de vereniging Arti et Amicitiae gehouden worden ligt dit anders. Daar exposeren vaak meerdere kunstenaars tegelijk en de doelstelling is duidelijk; verkoop en brood op de plank. Brood op de plank was en is vaak een moeilijkheid in het kunstenaarsbestaan. Dit is de reden dat in 1922 Wilm Wouters medeoprichter was van Maatschappij Rembrandt. De leden waren, net als Wilm Wouters zelf, tevens lid van de kunstenaarsverenigingen Arti et Amicitiae, St Lucas en de Onafhankelijken. Bovendien hadden de meesten les gehad op de Amsterdamse Academie van: Derkinderen, v.d. Waay, Dake en v.d. Pluym. Derkinderen en v.d. Waay waren dan ook erelid. De verenigingsaanduiding was ’Maatschappij Rembrandt een vereniging voor kunst en kunstliefhebbers’. Het is dus geen kunstenaarsvereniging alleen, maar tevens een organisatie waarbij het publiek betrokken werd. Ook dit publiek wordt nader gedefinieerd. De Maatschappij Rembrandt richt zich in tegenstelling tot de handel, echter ook tot die ruimere kring van kunstliefhebbers die over geringere middelen beschikken, oftewel, kunst voor het volk. De jonge kunstenaars, die de ziel zijn van deze vereniging, willen vooral goede kunst onder het volk brengen. Hun streven verdient aanbeveling, zegt de krant NRC. De door de leden van de Maatschappij Rembrandt te houden kunstbeschouwingen en lezingen voegen ook nog een didactisch element toe aan de nieuwe vereniging. Dit wordt eveneens door het NRC gemeld. Een breder kunstbezit is goed voor het volk en helpt de kunstenaar brood op de plank te krijgen. De kunstgeschiedenis houdt zich veelal bezig met de vooruitstrevende kunstenaars. Dit is ook logisch, daar zij immers de wendingen en nieuwe wegen in de kunst bepalen. Een groter aantal kunstenaars is echter minder vooruitstrevend. Zij werken in een traditionele schilderkunst waarbij het schoonheidsaspect en de natuurgetrouwheid van de uitbeelding belangrijker geacht wordt, dan het streven naar iets nieuws. Veel van deze kunstenaars, zo was het tenminste in de eerste helft van deze eeuw, zijn georganiseerd in kunstenaarsverenigingen. Zo ook Wilm Wouters. Na de eerste wereldoorlog kwam onder invloed van de internationale bewegingen zoals futurisme, kubisme en expressionisme de kunstvernieuwing steeds meer naar voren. Deze ontwikkeling, wordt veelal met de term modernisme aangeduid. De kunstvernieuwers vormden een kleine elite op het totale kunstenaarsbestand in Nederland. De overgrote meerderheid, waaronder de leden van over het algemeen behoudende kunstenaarsverenigingen en traditionele academiën, bleef schilderen alsof er geen veranderingen bestonden. De nieuwe schilderkunst was in de Nederlandse cultuur van voor 1914 nog een geïsoleerd verschijnsel. Het is duidelijk, dat het modernisme haaks stond op de stroming, die in deze jaren in het Amsterdamse kunstleven vooral aan bod was, die van de ‘picturale kunstenaars’. Deze kunstenaars zochten in elk motief vooral naar uitdrukking van zichtbare schoonheid: zij beleden de stelling "l'art pour l'art." Het is niet verwonderlijk dat deze gesettelde kunst, die steunde op een impressionistisch verleden, aangevuld met elementen uit de Haagse en Amsterdamse school, zich dan ook keerde tegen de kunstvernieuwers. Natuurlijk was deze rol ook opgelegd door behoudzucht en eigenbelang. Het is niet onbegrijpelijk, dat in het milieu van degenen voor wie slechts het picturale als zodanig waarde had, de nieuwe kunst met onbegrip en vijandschap werd bejegend. De kloof tussen beide werelden was toen niet te overbruggen. De traditionele richting werd vertegenwoordigd door veel schilders, zoals ook de schilders verenigd in Arti et Amicitiae. In de strijd tegen het modernisme werd Arti dan ook de verzamelplaats van de tegenstanders van deze beweging. Deze picturale richting werd in de jaren kort voor 1914 een geduchte tegenstander van de moderne kunst. Nu de standpunten zich toespitsten, werd het genootschap Arti een bolwerk van de picturalen. Een van haar woordvoerders in de strijd tegen de modernisten werd C.L. Dake, professor aan de Amsterdamse Academie van beeldende kunsten. De handelswijze van Arti was goed te volgen in deze strijd. Er kwam zelfs censuur op de in Arti aanwezige kunsttijdschriften op de leestafel; werk met moderne trekken, zoals van Sluyters werden nauwelijks zichtbaar opgehangen of modernere leden werden als stemhebbend lid gedeballoteerd. Wilm Wouters was een aanhanger van de picturale richting, maar kon het persoonlijk ook goed vinden met kunstenaars die de (meer) modernistische richting aanhingen. Willy Sluiter, Van der Hem, Gestel, Germ  de Jong waren vrienden van hem. Wilm Wouters hield wel van experimenteren, maar dat was meer op het vlak van techniek en vakmanschap. Dat 'kunst voor het volk' en bestaansmogelijkheden van de kunstenaar hem bezig houden zien we al  bij de oprichting van Maatschappij Rembrandt. Maar hij maakte ook affiches voor de stichting ’De kunst in nood’, een organisatie  die zich eveneens inzette voor het lot van de artiesten.  Wilm Wouters was ook actief in de kunstenaarsvereniging ’Sint Lucas’. Voor het 60 jarig bestaan van deze vereniging heeft hij een gedicht gemaakt. U kunt dit gedicht lezen in bijlage 1. Het gedicht gaat ondermeer in op de "blauwen" en de "bruinen".      Er bestonden destijds onder de schilders in ’Sint Lucas’ twee stromingen. Een groep bestond ondermeer uit de schilders Jan Sluyters, Leo Gestel en C. Maks. Zij bedienden zich vooral van lichte tinten, die werden “de blauwen” genoemd. De andere groep schilderde bij voorkeur met donkerder kleuren en werd daarom betiteld met de verzamelnaam “de bruinen”. Over smaak valt niet te twisten, maar in de vereniging heeft dit onderwerp veel beroering gebracht, omdat o.m. bij het organiseren van tentoonstellingen de beide stromingen niet gelijk aan bod kwamen.  Tijdens de 2e wereldoorlog beijverde Wilm Wouters zich even enthousiast als voorheen voor de bestaansmogelijkheden van de Nederlandse kunstenaars. Hij ging gewoon door met de strijd voor de emancipatie van de kunstenaars, ondanks de overheersers.   Hij trad ondermeer op als organisator van de tentoonstelling van de stichtingen ’Nederlandsche Volksdienst’ en het ’Nederlandsche Kunsthuis’. Hij organiseerde ondermeer de tentoonstelling ’Nederlandse Beeldende Kunst’ gehouden in het Rijksmuseum te Amsterdam (aug. en sept. 1942). Deze tentoonstelling was een initiatief van de afdeling ’Hulpwerk Beeldende Kunst’ van de ’Nederlandse Volksdienst’ in samenwerking met de ’Nederlandsche cultuurkamer’. Volksdienst is dienst aan het volk, werken voor de welvaart van het volk op alle levensgebieden. Zo is de afdeling 'Hulpwerk Beeldende Kunst' in het leven geroepen om in samenwerking met de Nederlandse cultuurkamer de belangen van de Nederlandse kunstenaars te beschermen en te behartigen. Het wil door zijn actie bereiken, dat de Nederlandse kunstenaars zich door eigen arbeid een behoorlijk levenspeil weten te verwerven. Twintig jaar eerder was bovenstaande motivatie de beweegreden voor het stichten van de Maatschappij Rembrandt. Wat dat betreft is het optreden van Wilm Wouters als organisator van de tentoonstelling van ’Nederlandse Beeldende Kunst’ niet onlogisch, temeer omdat Wilm Wouters wel vaker tentoonstellingen organiseerde, daar dit brood op de plank opleverde. Ook Wilm Wouters voorkeur voor de picturale kunst en zijn 'niet houden van' de nonfiguratieve modernisten pasten ook goed bij zijn opdracht voor de eerder genoemde tentoonstelling in het Rijksmuseum.     Actieve Nederlandse kunstenaars waren tijdens de Duitse bezetting verplicht zich in te laten schrijven bij de cultuurkamer. Maar betaald werk uitvoeren voor de Nederlandse Volksdienst in samenwerking met de cultuurkamer is andere koek, immers de cultuurkamer heet wel Nederlandsche cultuurkamer, maar was een instelling opgericht door de Duitse bezetter. Verschillende vrienden van o.a. Arti et Amicitiae, vonden dit betaald werk van Wilm Wouters voor de Nederlandse Volksdienst in samenwerking met de cultuurkamer onverstandig en afkeurenswaardig. Zij hebben het Wilm Wouters wel vergeven. In de uitnodiging voor het feest ter gelegenheid van zijn 70e verjaardag bij Arti et Amicitiae kan daarvan nog iets teruggevonden worden (zie bijlage 2). Niet alleen zijn vrienden keurde het betaalde werk in samenwerking met de cultuurkamer af. In maart 1948 werd Wilm Wouters door de 'Centrale ereraad voor kunst' gestraft voor zijn werk voor de cultuurkamer met een verbod om met terugwerkende kracht vanaf 5 mei 1945, 3 jaar lang geen tentoonstellingen meer te mogen organiseren. Gekozen is voor een meer principiële dan voor een effectieve straf. Op de dag van de uitspraak was al 2.5 jaar van de straf verstreken en bleven er nog maar 6 effectieve maanden over.      Hoe verschillend mensen tegen zaken kunnen aankijken, illustreert het Algemeen Handelsblad. Afkeur en geprijst worden voor eenzelfde activiteit. Het Algemeen Handelsblad prijst Wilm Wouters voor zijn voorbeeldige wijze, waarop hij het monnikenwerk heeft verricht voor het tot stand komen van de eerder genoemde tentoonstelling van ’Nederlandse Beeldende Kunst’. Ook de organiserende instanties krijgen lof toegezwaaid. Daartegenover, de veroordeling door de ’Centrale ereraad voor kunst’. Dit artikel is door Rob Wouters samengesteld. Hierbij is gebruik gemaakt van gesprekken met Willem Wouters junior, Herman Wouters, één gesprek met Wilm Wouters zelf en tekst en informatie uit de kandidaadsscriptie van Menno Fluks (de met de hand gecorrigeerde kladversie van de kandidaatsscriptie uit 1974).
-------------------------------------------------------------- Bijlage 1 Voor de 60e verjaardag van de vereniging St. Lucas ‘t Was zowat voor zestig jaren Dat een groepje kunstenaren Op de hoge school der kunsten Zwaar gespeend van ‘s levens gunsten Knapen met en zonder baarden zich toen in een clubje schaarden St. Lucas De oude schutspatroon Die vond het heel gewoon Dat zulke jonge kunstenaars Niet uitgaan als een kaars Hij zei: Welnu, gij kloeke heren Gij zijd het vak nu wel aan ‘t leren Maar de geest en het Maatschappelijk belang Hoort nu ook bij ons ”samenzang” Ik stel u voor uw club St. Lucas te dopen Met geduld zal de jonge Lucas leren lopen Na het kruipen wordt 't lopen een een trotse gang Tot heil der schone kunsten jaren jaren lang Een der eerste grote daden was een daad van piëteit Rembrandts borstbeeld moest verhuizen ’t werd verhuisd met deftigheid Maar ook de jool was er een ding Dit nog, getuigd een oude rekening De genoemde deftigheid werd ook een reden Voor veel gekanker van de leden De een vond 't doorgeleerd en deftigheid Raken wij onze humeuren kwijt? Nu niet doorgaan 'met die burgerlijke dingen' Zo iets was goed voor kunste-naarlingen De ander vond, de roeping van een kunstenaar Is anders als van een Had-je-me-maar Men gaf elkaar meer wijze lessen Dit ondervonden ook de schilderessen St.Lucas gaf haar 't eerst het stemrecht Meer nog goede dingen werden er beslecht Toen kwam er een addertje aangeslopen Als splijtzwam kwam het binnen lopen Men maakte zich van de Academie los De idee was van een slimme vos Men vestigden zich in “ Maison Stroeken" Het werken daar ‘t was Kunst verzoeken Ook had men nu genoeg van al dat leren En begon men te denken over exposeren En om het nu maar gouw te vertellen In 1888 begon men tentoon te stellen In de Marnixstraat ‘t jaar 1889 Ik zeg erbij, het is waarachtig Werden de leden flink wakker geschud Niet omdat ze waren ingedut Maar in Rotterdam was een schilderijtje geweigerd "De schilder was van schrik haast gepeigerd" Omdat 't stuk niet omlijst was met goud Maar met een donker stuk zwart hout Het was St. Lucas die daar weer voor opkwam En ‘t werk in zijn bescherming nam ‘t Was weer een daad van piëteit Nu wordt St. Lucas roep zeer uitgebreid "Arti", de veel oudere vereniging Kiest zelfs bestuurders uit onze kring Als men nu nog in "Arti" iets wil worden Eet dan eerst wat van Lucas zijn borden Voor ’Lucas' gaan de deuren van ‘t stadsmuseum nu open De zaken zullen nu wel beter nog gaan lopen Dit gaat gelukkig nu nog lange jaren door Helaas in 1913 raakt St. Lucas uit 't spoor Er dreigen gevaren, gevaren van blauw De schilders van ‘t bruin die raken in ‘t nauw ‘ De jury in ‘t geheel die smeert hem nu vlug En begint een vereniging achter ons rug Dit is hun al lang weer vergeven St. Lucas laat zich zo gauw niet sneven Maar luister heren juryleden Geef uw oordeel niet te gauw Want de waarde van schilderijen zit hem niet in ‘t bruin of blauw Kijk wat kunstenaars nu weer maken Lijkt soms ‘t werk van rare snaken De vorm en kleuren lijken vreemd Maar door artiesten-ziel vereend Is ‘t toch nog wel te zien Of ‘t echt is en gemeend Wat St Lucas in deze zestig jaren heeft gedaan Is zeer gemakkelijk na te gaan De broederschap en kunst niet te verleren Het is misschien wat krom maar ik heb gezegd mijnheren Wilm Wouters --------------------------------------------------------------- ------------------- Bijlage 2
Tentoonstellingen Verenigingen Verdiensten en 2e Wereldoorlog